donderdag 14 augustus 2008

Waaier

Adembenemende stilte onder een azuurblauw hemelvlak. Langzaam drukken mijn leren voetzolen de kiezelsteentjes tegen mekaar aan: scratch…scratch…scratch. Ik hoor het ritme van mijn wandelpas en bedenk dat mijn hart vast in hetzelfde tempo is vervallen: boboem…boboem…boboem. Traag en ingetogen loop ik iedereen voorbij. Zij die de stap naar de andere kant van de rivier hebben gezet. Deze vreemden die voor mij niks betekenen. Of misschien meer dan ik mezelf durf toe te geven. Zij geven betekenis aan m’n leven, het feit dat ik onder de stralende avondzon kan wandelen. Hier waar ik hun arduinen sarcofagen mag bewonderen.

Ingetogen en verlaten, af en toe een verwelkte bloem die de grijze, met zure regen besmeurde zerken wat kleur geeft. De stilte is zalig stil. Ik kan me inbeelden dat je na een lang en vol leven hier tot rust kan komen. Die laatste, eeuwigdurende ademzucht langzaam zijn vrijheid geven…aaaaaaah. Voldaan, met gemoedsrust die laatste lange dag tegemoet tot aan het oordeel van Hij die zal terugkomen. Dat geduld is mij sinds jaren ontnomen en dus zal ik me beperken tot een korte “ah”. Maar ik geniet van hen die wel bekleed werden met dat vermogen.

Ik ben een vreemde, maar ik hoor hier thuis. De wereld van de levenden is mij een groot mysterie; een die ik steeds opnieuw in vraag stel, een waaier aan vragen. En dan borrelt onherroepelijk die andere vraag op in mijn hoofd. Misschien moet ik achter mezelf wel een vraagteken plaatsen? De ex-burgers die me omringen zal het worst wezen. Zij wachten gezapig onder gietende regen en stralende zon tot hun redder zijn lied ten berde brengt en hen langs het licht het paradijs binnenloodst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten